De rechtbank Den Haag heeft een uitspraak gepubliceerd van 15 augustus 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:12005) over het recht op vrije advocaatkeuze bij rechtsbijstandsverzekeringen.
De rechtbank geeft daarin een beknopt overzicht van wat het HvJ EU in het arrest “Vlaamse Balies” over de “voorfase” (dat is de fase vóórdat een procedure aanhangig is) van een procedure heeft overwogen over het recht op vrije advocaatkeuze (r.o. 4.2). En oordeelt vervolgens dat er al recht was op vrije advocaatkeuze omdat de werkgever een procedure aanhangig had gemaakt zodat het in dit vonnis niet nodig was om een oordeel te geven over die zgn. voorfase.
Als het recht van vrije advocaatkeuze eenmaal bestaat omdat een procedure aanhangig is, maakt het vervolgens niet uit of de advocaat de procedure voert of bemiddelt bij een oplossing van het gerezen geschil, gelet op het de overwegingen van het HvJ EU over het belang van bemiddeling als middel van geschillenbeslechting. Het standpunt van de verzekeraar dat er alleen recht zou zijn op vergoeding van kosten als een procedure wordt gevoerd is dus onjuist.
Verder oordeelt de rechtbank dat de cliënt onder de onderhavige omstandigheden géén opdrachtbevestiging van de verzekeraar hoefde af te wachten en dat het niet aan de verzekeraar is maar aan de behandelend advocaat om de stukken te beoordelen. Ook oordeelt de rechtbank dat de urenbesteding grotendeels redelijk is geweest en noodzakelijk was voor het dossier. De rechtbank besteedt daarbij aandacht aan het feit dat de verzekeraar is aangeboden de werkzaamheden te laten beoordelen door de geschillencommissie advocatuur, maar op dat aanbod niet is ingegaan.
Een veroordeling in de werkelijk gemaakte kosten wordt slechts uitgesproken als de verzekeraar misbruik van procesrecht heeft gemaakt of onrechtmatig heeft gehandeld door verweer te voeren tegen de vordering van de verzekerde. Daarvan is pas sprake wanneer het voeren van verweer gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de verzekerde achterwege had behoren te blijven. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als het verweer is gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan de verzekeraar de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan zij op voorhand moest begrijpen dat deze kansloos waren. De rechtbank oordeelt dat hiervan geen sprake is in dit geval.
De uitspraak kan hier worden ingezien: